In vreemde handen

In Jeugd, Jeugdbescherming, Omgang, Seksualiteit door Admin,

Wanneer je ouders gaan scheiden en ze komen er niet helemaal uit, zijn er verschillende interventies in te zetten.  Maar wanneer je uit huis wordt geplaatst, is er niet een mediator of professionele instantie om hier specifiek advies in te geven. Hier ben je aangewezen op de visie van de jeugdzorgwerker. Ik neem je mee in een verhaal van een meisje van 12. Ze woont sinds haar eerste in een gezinshuis. Ze vertelt ons het volgende;

Ik woon in een gezinshuis, maar ik zie de mensen die voor mij zorgen als mijn ouders. Ik was een jaar oud toen ik bij hen kwam wonen. Maar ik heb nog twee ouders; mijn ‘echte ouders’. Zo worden ze vaak genoemd door mensen om ons heen. Ons; dat zijn mijn broer, zus en ik. Mijn zus is net 18. Zij kon gelukkig ook bij mijn ouders wonen. Mijn broer niet. Die woonde altijd in een huis in de buurt. Maar hij is al 22 dus die woont op zichzelf. Ik zit met veel vragen.

Waarom woon ik niet thuis?

 Ik vraag mij af; waarom woon ik eigenlijk niet thuis? Ik durf het ook niet zo goed aan mijn pleegouders te vragen, want; hoewel zij elke maand met mij naar mijn ‘echte ouders’ gaan en er bij blijven als ik ze zie, merk ik de laatste tijd steeds vaker dat mijn pleegmoeder (ik noem haar nu maar even zo voor uw gemak), het toch wel lastig vindt als we bij mijn vader zijn. Ik vraag me af waarom. Ze legt me altijd goed uit hoor, dat mijn ‘echte’ ouders niet voor mij konden zorgen en dat zij het met alle liefde hebben gedaan altijd. Ik weet van de ruzies tussen mijn ouders.

Ik word er een beetje bang van

Het was niet veilig genoeg en mijn moeder heeft me uit huis laten plaatsen. Ik kan mijn ouders ook niet tegelijk zien. Ze hebben eigenlijk nog steeds geen contact met elkaar. Ik weet dat mijn moeder aangifte deed tegen mijn vader, maar ik word er een beetje bang van. Wat heeft hij gedaan? Mijn pleegouders zeggen dat, wanneer ik oud genoeg ben, ik dit mag vragen aan mijn voogd. Ja, die is er ook nog. Mijn pleegouders hebben mij uitgelegd dat zij werkt bij jeugdzorg. Zij zorgen ervoor dat ik veilig ben. Al vind ik dat mijn pleegouders dat vooral doen. Die vrouw van jeugdzorg zie ik niet zo vaak, dus dat snap ik ook niet zo goed. Maar daar ging het niet even niet over. Ze komt met mij en mijn pleegouders praten vandaag. Ik mag alles vragen wat ik wil. Blijkbaar ben ik oud genoeg. Ik vind het wel een beetje spannend. Ik heb mijzelf al van alles bedacht. Misschien heeft mijn vader wel iets heel ergs gedaan. Waarom zou mijn moeder aangifte willen doen? Het was helemaal niet de bedoeling dat ik dat wist hoor, maar mijn broer zei het een keer per ongeluk. Niet eens tegen mij maar tegen mijn zus. Daar had hij natuurlijk beter op moeten letten. Ten minste; dat zei de voogd van toen ook. Meestal als ik erge dingen denk dan stop ik dit gauw weer weg. Ik zie mijn vader elke maand en er zijn afspraken. Volgens de voogd gaat het wel goed. Ik hoor haar dat vaak zeggen tegen mijn pleegmoeder als mijn echte vader weggaat. Waarom deed mijn moeder aangifte tegen mijn vader? Ze zeggen dat ik op hem lijk. Ik doe ook soms stomme dingen. Ik zit daarom ook op een speciale school. Als de voogd er is, gaan we aan tafel zitten. Mijn pleegmoeder zit naast mij. Dat vind ik fijn. Ik weet niet waarom maar het geeft me altijd een veilig gevoel. Mijn voogd begint te vertellen; “ik heb begrepen dat je vragen hebt over je vader, klopt dat?”

“Ja; ik wil weten wat mijn vader gedaan heeft”. Nadat ze wat vragen gesteld heeft, begint ze te vertellen. Ik merk dat ze het wat lastig vindt. Ik hoor dat mijn oudste zus verteld heeft dat er vervelende dingen gebeurd zijn met haar. Of ik het verhaal nog weet dat mensen je niet mogen aanraken op plekken die je niet fijn vindt; onder je onderbroek bijvoorbeeld. Mijn maag begint te draaien. Waarom zegt ze dit nou allemaal? Ze gaat verder en ik hoor ‘seksueel misbruik. “en toen heeft je zus verteld dat je vader dat bij haar gedaan zou hebben”, hoor ik zeggen. Ik voel me even niet zo lekker. Het begint al een beetje te duizelen in mijn hoofd maar ik probeer me te concentreren op wat die vrouw vertelt. “Het is nooit bewezen dus we weten niet of het is gebeurd. We weten ook niet of er met jou iets is gebeurd”. Ik probeer de zinnen helemaal af te luisteren maar dat lukt me niet. Dat komt ook omdat ik me niet zo goed kan concentreren zeker, want ik heb daar problemen mee hebben ze me verteld. Ik denk aan de leuke dingen. Ja, dat lijkt me een goed plan. Ik zie mijn pleegmoeder naar me kijken, ze pakt mijn hand. Wat kent ze me eigenlijk goed. Ik kan nu weer wat beter luisteren. “Wil je daar iets over vragen?” Ik ben even stil. Ik heb duizend vragen. Deed mijn moeder hiervan aangifte? Waarom zie ik niets aan mijn vader? Hij doet het toch goed? Ten minste; dat hoor ik haar altijd zeggen bij het bezoek. Wat is er met mij gebeurd? Wisten mijn pleegouders dit? Ja dat moet wel. Waarom mocht ik dit niet eerder weten? Daarom zijn er altijd mensen bij zeker? Het is niet bewezen; zal mijn zus… nee die is eigenlijk altijd heel eerlijk. Waarom zegt ze zulke dingen?

Ik haal mijn schouders op, in reactie op de vraag die ze stelde. “Ik snap dat het moeilijk is dit te horen, vervolgt ze. En er is eigenlijk nog meer. Kun je het aan om het te horen?” Ik probeer me te concentreren en knik licht met mijn hoofd; ik wil nu wel graag alles weten, denk ik. Ik hoor over de ruzies tussen mijn ouders en dat mijn moeder in het ziekenhuis lag. Dat de politie vaak moest komen en dat mijn moeder is gevlucht nadat ze ons een veilig plekje heeft gegeven. Ze heeft ons dus niet zomaar weggedaan. Dat lucht wel op. Maar over mijn vader vind ik het allemaal lastig. Ik krijg een steen in mijn buik. Ik kan niets zeggen. Mijn pleegmoeder zegt dan dat het zo wel genoeg is. Mijn hoofd bonkt. Wanneer de voogd de deur uit is, geeft mijn pleegmoeder mij een knuffel. Dan, barst ik in tranen uit. Er gaat zoveel door me heen. Ik snap er niets van. Ik geloof niet dat ik mijn vader nu nog wil zien. Ik moet eerst weten wat er allemaal is gebeurd. Ik ben in de war. Ook vraag ik me af, of dit er ook voor zorgt dat mijn echte moeder opgenomen geweest is in het ziekenhuis voor mensen die in de war zijn. Ik hoop niet dat ik ook krijg wat zij heeft trouwens. Mijn zus wordt altijd kwaad als ik over mijn ‘echte vader’ praat. Zou het… Ik wil er even niet meer aan denken allemaal. Mijn pleegmoeder heeft limonade voor me klaargezet. En een koek; meestal helpt dit als ik me even niet goed voel. Vandaag krijg ik die koek niet op.

Het zou ook zo kunnen

Ik spoel graag even terug en neem de gelegenheid om het script te herschrijven;

Ik woon in een gezinshuis, maar ik zie de mensen die voor mij zorgen als mijn ouders. Ik was een jaar toen ik bij hen kwam wonen. Maar ik heb nog twee ouders; mijn ‘echte ouders’.  Ons; zijn mijn zus, mijn broer en ik. Mijn zus is net 18. Zij kon gelukkig ook bij mijn ouders wonen. Mijn broer woonde altijd in een huis in de buurt. Hij is al 22 dus die woont op zichzelf. Ik weet niet beter dan dat ik bij mijn pleegouders opgroei, zo noem ik ze maar even voor uw gemak. Ik heb geleerd hoe ik andere mensen het beste kan uitleggen hoe het zit. Mijn pleegouders hebben mij hier altijd in geholpen omdat zij weten dat andere mensen niet altijd snappen waar wij vandaan komen; mijn broer, mijn zus en ik. Toen ik heel klein was ging ik al uit huis. Het was niet veilig. Zo onveilig dat mijn moeder gezegd heeft dat wij veilig ergens anders moesten zijn. Pas toen kon ze bij mijn vader weg. Mijn moeder zie ik regelmatig. Ik maak me wel vaak zorgen om haar. Ik zie dat ze het moeilijk vindt; dingen in het leven, of afscheid nemen van ons, maar ze zegt dat het goed is zo. Dat vind ik wel knap van haar. Mijn vader zie ik niet. Mijn pleegouders hebben mij uitgelegd dat zij die keus voor mij hebben gemaakt en, wanneer ik eraan toe ben, willen zij mij uitleggen wat er allemaal is gebeurd. Mijn oudste broer heeft er wel eens iets uit gefloept. Over dat mijn moeder aangifte heeft gedaan tegen mijn vader.  Nu ben ik wel nieuwsgierig geworden. Mijn pleegouders kunnen het mij zelf vertellen; dat hebben ze zo afgesproken met de voogd. “Mama, kan ik even met je praten?” Mijn pleegmoeder legt meteen alles neer. “Wat bedoelde Joerie met die aangifte?”, vraag ik. Het was kerst en ik ving iets op tussen mijn broer en zus. Ze hadden het over een politieonderzoek en een aangifte.

Je moeder wilde dat jullie veilig zijn

Ik hoor mijn pleegmoeder vertellen over mijn zus. Zij heeft verteld dat mijn echte vader haar had aangeraakt op plekken waar volwassen mensen niet mogen aanraken bij kinderen. Onder de onderbroek. We noemen dat seksueel misbruik, hoor ik haar vertellen. Ik weet wat dat is want mijn pleegouders hebben me dat vaker uitgelegd. “De bikini-regel”, noemen we het. Ik merk dat dingen op z’n plek vallen. Ik vind het wel wat moeilijk om te horen allemaal, maar ik snap het wel. “Ook was er veel huiselijk geweld. Je vader sloeg en schopte je moeder. We weten dit omdat je broer en zus hierover hebben verteld. Ook je moeder heeft erover verteld. Een keer was het zo erg dat ze in het ziekenhuis lag. Toen heeft ze besloten dat het echt niet langer kon. Zij moest bij je vader weg, maar was ontzettend bang. Ze heeft toen ervoor gekozen om jullie uit huis te laten plaatsen. Je moeder wilde graag zelf voor je zorgen, maar toen je bij ons kwam was jullie band niet zo sterk en ze had ontzettend veel aan haar hoofd. Daardoor bleef je bij ons en heeft de kinderrechter gezegd dat je bij ons groot mag worden.” Dat vind ik wel fijn. Ik snap nu wat beter wat er is gebeurd. Ik kan me herinneren dat we het wel eerder hebben gehad over waarom ik niet thuis woon.  Ik vraag me af hoe het nu met mijn vader is. Misschien mag ik wel een keer met hem praten? Mijn pleegmoeder zegt dat dit zeker mag als ik dat wil. Wel moet ze het met mijn voogd bespreken. Ik weet nu ook niet zo goed of ik het wil, maar gek genoeg voel ik me wel opgelucht. Ook snap ik mijn moeder wat beter. Soms is ze wat van slag. Maar ze bedoelt het allemaal wel goed, zeggen mijn pleegouders ook vaak. Ik mag ook met iemand anders praten dan mijn voogd of pleegouders als ik wil. Dat vind ik misschien ook wel fijn.

Morele dilemma’s

Bovenstaand zijn twee uiteenlopende scenario’s over omgang na uithuisplaatsing waarbij traumatische gebeurtenissen meespelen in besluitvorming. Deze zijn fictief, maar wel voortkomend uit praktijkervaring. Met deze serie verhalen wil ik o.a. pleiten voor handvatten en richtlijnen met betrekking tot omgang van kinderen met het gezin van herkomst. Opgemerkt wordt dat vele jeugdzorginstanties hun eigen methodieken ontwikkelen om hier zo goed mogelijk antwoord op te geven. Vaak wordt dit vormgegeven door vragenlijsten of hulpmiddelen waarmee het bespreekbaar gemaakt kan worden. Toch ben ik van mening dat er nu vaak onvoldoende standpunt wordt ingenomen. Onder andere door een gebrek aan wetenschappelijk onderzoek? Hoewel de gehechtheidsontwikkeling tegenwoordig een centraal thema is in besluitvorming rondom dit soort zaken, wordt de verstoorde hechting en complex kinderlijk trauma, welke is ontstaan in de thuissituatie in bijzijn en/of door toedoen van ouders onderbelicht. Een (moreel) dilemma werpt zich op; de rechten van ouders/ de mens, versus rechten van het kind.

Ik wil de complexe besluitvorming over kinderen met vroegkinderlijk trauma, waarvan verwacht wordt dat zij een band of relatie opbouwen met ouders die hen (vermoedelijk) blootgesteld hebben aan zaken als seksueel misbruik, verwaarlozing, huiselijk geweld en/of mishandeling, in eerste instantie door het schrijven van dit artikel onder de aandacht brengen.

Dit artikel is onderdeel van een serie verhalen over kinderen die uit huis geplaatst zijn en het contact met hun ouders.

Priscilla de Vreugd